Hittemelder

Een thermische melder heeft een sensor die de warmte detecteert, als die door brand snel stijgt en de ingestelde grenswaarde bereikt geeft de warmtemelder een luid alarm en waarschuwt de aanwezigen. De hittemelder wordt bevestigd op plaatsen waar de rookmelder ongeschikt is. In de keuken, garage en schuur komen stof en dampen vrij die bij de rookmelder een ongewenst alarm veroorzaken. De melder functioneert dan goed, maar het is niet de bedoeling dat door het afgieten van bijvoorbeeld de aardappelen het brandalarm in werking treedt.

Hittemelder of rookmelder?

De optische rookmelder detecteert sneller een brand dan een hittemelder. Bij een beginnende brand komt er eerst damp en rook vrij, we noemen dit de gloeifase. Het mechanisme in de rookmelder ziet a.h.w. de rook en geeft vervolgens een brandalarm. Als de brand in de gloeifase heter wordt ontbranden de pyrolyse gassen. De omvang van de brand neemt snel toe, deze fase heet het vlammenstadium. De hittemelder detecteert een brand als er stijging is van temperatuur door vrijkomende hitte van de vlammen. Uitgangspunt van brandbeveiliging is dat er een rookmelder wordt toegepast, behalve als die door de aard van het gebruik ongewenst (niet voor brand) geactiveerd wordt. Op die plaatsen wordt een hittemelder gemonteerd.